𝑳𝒂𝒂𝒕 π’Žπ’† π’Šπ’ 𝒖

Laat me in U blijven, groeien, bloeien, o Heiland die de wijnstok zijt! Uw kracht moet in mij overvloeien, of ‘k ben een wis verderf gewijd. Doorstroom, beziel en zegen mij, opdat ik waarlijk vruchtbaar zij! Ik kan mijzelf geen wasdom geven: niets kan ik zonder U, o Heer! In uw gemeenschap kiemt er leven en levensvolheid meer en meer! Uw Geest moet in mij uitgestort: de rank die U ontvalt, verdort. Dan blijft mijn ziel voor U gewonnen, dan wint mijn ziel door U in kracht! Het werk in needrigheid begonnen, wordt dan in heerlijkheid volbracht! Wat in de windslen sliep, ontbot, en komt in ‘t licht en rijpt voor God.