Lichtjes
π©ππππ πππ πππ π―πππ
1 Blijf bij mij, Heer, want dβ avond is nabij.
De dag verduistert, Heere, blijf bij mij!
Als andβre hulp mβ ontbreekt, geluk mβ ontvliedt,
der hulpeloozen hulp, verlaat mij niet!
2 Weldra verloopt des levens kort getij,
vreugde verdoft, de glorie gaat voorbij.
Alles verzinkt, waar ik mij henen keer:
Gij houdt uw trouwe, o blijf bij mij, Heer!
3 βk Heb U altijd van noode, dag en nacht,
slechts uw genΓ’ verwint des boozen macht.
Wie kan als gij mijn gids en sterkte zijn?
Blijf bij mij, Heer, in nacht en zonneschijn!
4 Geen vijand vrees ik, als Gij bij mij zijt,
tranen en leed zijn zonder bitterheid.
Waar is, o dood, uw schrik, graf, waar uw eer?
Meer dan verwinnaar blijf ik in den Heer.
5 Houd hoog uw kruis voor mijn verdonkβrend oog,
Licht in den schemer, leid mij naar omhoog!
De morgen daagt, de schaduw gaat voorbij:
in dood en leven, Heer, blijf mij nabij!
Blijf bij mij Heer | Johannes de Heer 586a